ContactInloggen
 



NATUURLIJK TUINIEREN
 

  1. TUINIEREN EN DE NATUUR
  • Ecologie
De ecologie bestudeert de dynamiek van de wisselwerking tussen organismen, populaties of levensgemeenschappen en de relaties tussen organismen, populaties, levensgemeenschappen of landschappen en de niet-biologische omgeving. Bij natuurlijk tuinieren ontwerp je een omgeving waarbij je een groot deel van het tuinieren aan de natuur over laat.
  • Tuinieren en ecologie
Gebruik geen chemische bestrijdingsmiddelen tegen insecten of slakken. Preventie is beter. Richt je tuin zo in en beheer deze, zodat die bezocht wordt door vijanden van de plaagbeesten. Insectenetende vogels zijn bestrijders bij uitstek. Het lieveheersbeestje jaagt op luizen. En de egel voedt zich met slakken. Slakken kun je ook goed weren met koperringen of kopertape. De slak krijgt een lichte schok bij het aanraken van koper.
 
  1. NATUURLIJKE FLORA
  • Wilde planten
Veel planten ontstaan spontaan in de tuin omdat zaadjes door de wind in je tuin terecht kwamen, of omdat een vogel deze achterliet. Niet lang geleden noemden we dit onkruid. Meestal zijn het soorten die in de natuurlijke omgeving passen. Het zijn vaak fraaie één- of tweejarige planten die voor insectenbezoek zorgen en geven de tuin een natuurlijk aanzien.
  • Gelaagdheid
In een natuurlijke situatie treffen we een gelaagdheid in de begroeiing: boomlaag, stuiklaag en een zogenaamde kruidlaag. Onderdeel van deze kruidlaag zijn de bodembedekkers. Deze verhinderen dat de bodem te veel uitdroogt. Bovendien zorgen ze ervoor dat veel zaden van ongewenste planten niet de mogelijkheid krijgen om te kiemen.
 vlindertuin
Planten worden ingedeeld in drie groepen; de eenjarigen, tweejarigen en vaste planten. Eenjarigen geven het snelst resultaat omdat ze hetzelfde jaar nog bloeien. Voorbeelden hiervan zijn de klaproos, bolderik, korenbloem, kamille, knopkruid en guichelheil. Tweejarigen zoals vingerhoedskruid, teunisbloem, kaardenbol en toortsen zijn allemaal zonliefhebbers en bloeien pas in het tweede jaar na aanplant.
Ook vaste planten bloeien niet in het eerste jaar. Vaste wilde planten zijn een belangrijke voedselbron voor hommels (monnikskap, blauwe knoop en saliesoorten) en vlinders (kattenstaart, brem, thijm, marjolein, muurbloem, knautia). Inheemse planten hoeven niet beschermd te worden in de winter. Laat wel een laag van afgevallen blad liggen. Dat beschermd voldoende.
 
  1. DIEREN IN DE TUIN
  • Tuinbeheer
In een natuurlijk aangelegde en onderhouden tuin vinden allerlei dieren vanzelf een plekje. Ze zoeken er voedsel, nestgelegenheid of een beschutte
plek om te overwinteren.
'Ruim niet alles op’ is het motto bij natuurvriendelijk tuinieren.
Onder een hoop snoeihout zoeken egels graag een schuilplaats en een
oude rotte boomstronk kan een flatgebouw aan insecten huisvesten.

 
  •  Zoogdieren
Een mol is een nuttig dier. Het gangenstelsel dat hij graaft zorgt dat de grond luchtig en goed gedraineerd wordt. De egel is de trots van de natuurvriendelijke tuinder.
Ze bezoeken tuinen met veel schuilhoekjes in de vorm van stronken en takkenwallen. Egels eten wormen, slakken, kikkers, kevers en afgevallen fruit. De egel heeft een groter leefgebied dan jouw tuin alleen. Zorg daarom dat de egels zich vrij kunnen bewegen van de ene naar de andere tuin zonder afscheidingen van gaas. In ons tuinenpark treffen we ook regelmatig rode eekhoorns. De eekhoorn voedt zich met name met plantaardig materiaal als noten en zaden van sparren en pijnbomen. Verder eten ze knoppen, paddenstoelen, stukken boomschors, en soms dierlijk materiaal, als insecten, eieren en zelfs jonge vogels. Ook eten ze aarde om mineralen binnen te krijgen.
  •  Vogels
Tuinenpark ons buiten is een paradijs voor veel vogels; koolmezen, staartmezen, groene en bonte spechten, vlaamse gaaien, roodborstjes, winterkoninkjes, eksters, goudvinken, goudhaantjes, groenlingen, tjiftjafs, lijsters, duiven. Je treft ze allemaal. De roodborst gaat soms naast je zitten als je aan het spitten bent om –voor ons onzichtbaar- leven uit de grond te pikken.
 

Wat kun jij doen voor de vogels in ons park?

  • Laat het bladafval liggen in het najaar en in de winter
  • Geef uitgebloeide planten de kans om zaden te vormen
  • Maak een vogelveilige omgeving met takkenbossen en bodembedekkers
  • Hang nestkastjes tegen bomen
  • Verwijder nessen en zaden niet in herfst en winter
  • Voer de vogels wanneer het vriest
 
  • Amfibieën
Amfibieën leven zowel in het water als op het vaste land. Het is voor hen belangrijk dat ze gemakkelijk in en uit het water kunnen komen. Een glooiende rand in de sloot en vijver is een noodzaak. Tot de amfibieën behoren kikkers, padden en salamanders.
 

Wat kun jij doen voor de amfibieën?

  • Maak een poel in de tuin waarin in de zomer minimaal 50 cm water staat en in de winter minimaal 100 cm. Zodat hij in de winter niet helemaal bevriest.
  • Zorg voor een zonnige ondiepe oever aan de zuidzijde met een flauw talud.
  • Doe er geen vis in.
 
  • Bodemdieren
Wist je dat op en in de bovenste 10 cm van een m2 gezonde grond gemiddeld 80 regenwormen, 350 insecten en –larven, 300 duizendpoten, 50 slakken, 50 pissebedden, 1 miljoen aaltjes en 1 miljard bacteriën leven?
 
Onder de grond gebeurt van alles. De soms nauwelijks met het blote oog waarneembare diertjes breken dood plantaardig en dierlijk materiaal af tot voedingstoffen voor planten. Het dode is de basis voor nieuw leven. Laat daarom in de herfst de uitgebloeide planten staan. Breek ze in het voorjaar af en leg het materiaal plat op de grond. Na een paar jaar is zo’n natuurlijke strooisellaag omgezet tot een vruchtbare humus.
 
Oorwormen zijn nuttig bij natuurvriendelijk tuinieren. Ze eten zowel levende als dode planten en diertjes en... ze jagen op bladluis.
 

Wat kun jij doen voor de oorwormen?
Maak een nestgelegenheid voor oorwormen door een bloempotje met een
diameter van ongeveer 12 cm omgekeerd aan een ijzerdraadje in bijvoorbeeld
een heester te hangen. Vul het potje met stro of houtwol.

 
  •  Vliegende insecten
Insecten vormen de grootste diergroep. Van nature leven insecten van wilde planten, maar in de moestuin vinden ze de boerenkool net iets lekkerder. Er zijn ook dierenetende insecten zoals de libellen die zich met vliegjes voedt. En dan hebben we nog de luizen etende lieveheersbeestjes en hun larven.
 
Vlinders en bijen komen enkel als uw tuin aantrekkelijk is voor deze dieren. Tuinplanten als rudbeckia, de herfstaster, margriet, vlinderstruik, kamperfoelie en de rododendron nodigen hen uit voor een regelmatig bezoek.

Veel planten zijn voor hun voortplanting afhankelijk van insecten. Vlinders drinken nectar uit de bloemen, bijen en hommel verzamelen nectar en stuifmeel. 
Vlinders stellen hoge eisen aan hun leefomgeving. Ze voelen zich het prettigst in een natuurlijk milieu dat veel afwisseling biedt in bloeitijd en opbouw van de beplanting. De rupsen van de meeste dagvlinders veroorzaken nauwelijks schade aan gewassen en voeden zich aan waardplanten zoals; hulst, klimop, kaasjeskruid, wegedoorn, vuilboom, kornoelje, heide en kardinaalmuts. Voor bijen zijn vooral de stokroos, tijm, phacelia, zonnebloem, salie en de korenbloem van belang. In ons land komen naast de honingbij nog driehonderd soorten wilde bijen voor, solitair levend.  En vijfentwintig hommelsoorten. Veel hommels en wilde bijensoorten worden bedreigd in hun voortbestaan.
De meesten vliegen slechts op één of enkele plantensoorten.
 

Wat kun jij doen voor de bijen en hommels?

Maak met draad en holle stengels bosjes. Hang ze op een windvrije zonnige plek in een boom of tegen een opstal. Aardhommels kun je helpen door een omgekeerde aarden pot gevuld met mos, stro of kapok in de grond te graven. De onderkant van de pot afdekken met een stukje horrengaas, zodat de muizen het nest niet kunnen plunderen. Daarna het gat van de pot bijna afdichten met twee stenen.
 
  1. NATUURLIJKE TUININRICHTING
  • Omheiningen
Omheiningen geven privacy in de tuin en bepalen de erfgrens. Een omheining kan met levende materialen (heg of haag), uit hout of wilgentenen. Een vlechtwerk uit takken geeft een mooie natuurlijke afscheiding welke direct woonruimte voor insecten en kleine diertjes geeft. Bij zo’n vlechtwerk plaats je palen met een dikte tussen de 5 en 10 cm. De takken leg je om en om; eerst de dikke zijde links en dan de dikke zijde rechts. Zo ontstaan de horizontale lijnen.
  • Stapelmuurtjes
stenen muur
Stapelmuurtjes bieden schuilgelegenheid voor dieren en hebben een grondkerende functie. Als funderingkunnen straattegels gebruikt worden, waarop je allerlei soorten stenen kunt stapelen.
De stenen muurtjes zullen in de loop der jaren vanzelf begroeiingen krijgen. De bekendste muurplanten zijn de gele helmbloem, muurleeuwenbek, muurbloem, muurvaren en havikskruidsoorten. En natuurlijk mossen als het purpersteeltje, pluisjesmos en het gele of oranje Xanthoria.







 
  • ​Onderhoud
Gebruik bij voorkeur houtsoorten in de tuin die niet geverfd hoeven te worden.
Voor constructies is acacia een geschikte houtsoort en voor de afwerking rode ceder en lariks. Ik de kleurstof van verf zijn meestal zware metalen verwerkt. Natuurhars- en lijnolieverven belasten het milieu veel minder omdat ze organische kleurstoffen bevatten.
 
Hout verduurzamingsmiddelen zoals creosootolie en wolman zouten doden schimmels en insecten, waardoor houtrot uitgesteld wordt. Ze worden gebruikt op plaatsen waar het hout de grond raakt, of op plaatsen die regelmatig vochtig zijn. Gebruik nooit carbolineum maar bijvoorbeeld beukenhoutpek. Andere relatief milieuvriendelijke middelen zijn natuurhars, impregneerolie en boriumzout.